Dwangneurose

Dwangneurose

GGZ Christoph

Dwang (obsessieve-compulsieve stoornis)

Inleiding

Een dwangstoornis valt qua classificatie onder angsten en/ of een paniekstoornis.

Daarom wordt voor meer informatie verwezen naar de informatie onder ‘angsten en/of een paniekstoornis’.

Iemand met een dwangstoornis heeft dwanggedachten en/of dwanghandelingen. Er is ook vaak vermijdingsgedrag om de dwanggedachten en dwanghandelingen te voorkomen. De dwanghandelingen en dwanggedachten veroorzaken aanzienlijk leed en werken in op het dagelijkse leven. Dwanggedachten of obsessies zijn telkens terugkerende ideeën, beelden of impulsen die doorgaans als zinloos of verwerpelijk worden ervaren. Dwanghandelingen, zoals controleren, schoonmaken, wassen, verzamelen en rechtzetten, dienen vrijwel altijd om de angst opgeroepen door de dwanggedachten te neutraliseren of te verminderen. In de meeste gevallen worden dwanggedachten en dwanghandelingen als egodystoon (ik-vreemd) beleefd. Kinderen weten in het algemeen dat hun dwanggedachten onzinnig of overdreven zijn en dat zij met hun dwanghandelingen geen gevaren kunnen afwenden, maar aarzelen vaak om dit toe te geven. Nog minder dan volwassenen laten zij zich leiden door rationele overwegingen. Zij voeren de dwanghandelingen uit voor de zekerheid en om voelen zich daar dan veiliger bij.

Uit onderzoek blijkt dat de meeste mensen intrusieve gedachten kennen, maar ze als onbelangrijk terzijde schuiven, terwijl patiënten met een dwangstoornis deze als betekenisvol interpreteren.

Een dwangstoornis kan familiair zijn, wat vaker het geval is als de problematiek in de jeugd begint en er bijkomend sprake is van tic stoornissen. Maar er zijn ook veel mensen, die de enige in hun familie zijn die hier last van hebben.

Ongeveer de helft van de mensen die last heeft van een dwangstoornis heeft ook andere psychische problemen, waarbij het onder meer kan gaan om een angststoornis, een depressieve stoornis, ticstoornissen, ADHD, gedragssstoornissen of een lichte verstandelijke beperking.

 

Diagnostiek

Naast het stellen van de diagnose, is het belangrijk om na te gaan hoe lang er sprake is van problemen en hoe ernstig deze zijn. Het is onder meer nodig om een idee te hebben van de situaties waarin de dwangstoornis optreedt, of er andere gezinsleden bij betrokken zijn, of er sprake is van vermijdingsgedrag en in hoeverre de klachten invloed hebben op het dagelijks functioneren. Verder is het van belang om te weten of een dwangstoornis vaker in de familie voorkomt en hoeveel lijdensdruk er is evenals motivatie voor behandeling.

 

Behandeling

De behandeling bestaat uit een vorm van cognitieve gedragstherapie, soms gecombineerd met medicatie.

Cognitieve gedragstherapie voor de dwangstoornis bestaat uit exposure en responspreventie, en het beïnvloeden van cognities, gedachten of interpretaties. De techniek van exposure en responspreventie is gebaseerd op de theorie dat het uitvoeren van de dwanghandelingen noodzakelijk is om de angst te doen afnemen, waardoor de dwangstoornis in stand wordt gehouden. De angst die optreedt als de dwanghandelingen niet meer worden uitgevoerd, zal na verloop van tijd vanzelf minder worden. De exposure wordt in kleine stapjes uitgevoerd (geleidelijke exposure) om de angst niet te hevig te laten zijn. De dwanghandelingen worden op deze manier langzaam en stuk voor stuk gestaakt.

Dwanggedachten worden beïnvloed met cognitieve therapie. Hierbij worden de dwanggedachten besproken en probeert men de gedachten zelf of de interpretatie ervan te veranderen. Soms gebeurt dit met behulp van rationele argumenten of leert iemand de dwanggedachten te vervangen door andere, betere gedachten. Vaak zijn er oefeningen die dagelijks thuis gedaan moeten worden.

De behandeling vindt meestal poliklinisch plaats. Bij kinderen en jongeren is er in principe altijd ouderbegeleiding met als doel leeftijdsadequate steun te bieden en positieve bevestiging. Indien gewenst kunnen andere gezinsleden betrokken worden bij de behandeling middels systeemtherapie.

Bij de helft tot driekwart van de mensen wordt met deze vorm van behandeling een aanzienlijke vermindering van de klachten bereikt.

Medicatie dient altijd in combinatie met gedragstherapie gegeven te worden en kan bijdragen als cognitieve gedragstherapie onvoldoende effect sorteert.

Een belangenvereniging voor mensen met dwang is de Angst, dwang en fobie stichting (Zie: www.adfstichting.nl)

Tenminste aan het begin en aan het einde van een behandeling wordt een ROM (=Routine Outcome Monitoring) afgenomen om de voortgang van de behandeling zo goed mogelijk in de gaten te houden. Zo nodig kan e-health een onderdeel vormen.

Voor het opstellen van een behandelovereenkomst (BHOV) wordt niet alleen naar de kernsymptomen gekeken maar ook naar bijkomende problematiek, naar de zwakke en sterke kanten van iemand en de draagkracht van de omgeving.

Mogelijke doelen/ resultaten die daarbij voor ogen gesteld kunnen worden, zijn de volgende:

 

BHOV Biologische Psychische Sociale Eventueel Spirituele KJ & Opvoeding
Doelen / Resultaten Lichamelijk gevoel van onrust is hanteerbaar Kan hinderlijke gedachten en angstgevoelens hanteren Kan betekenisvolle anderen betrekken op moeilijke momenten Kan zorgen en angst in vertrouwen bij God neerleggen

 

Kan hulp bieden bij het hanteren van de angsten door deze samen aan te gaan
Stresscascades kunnen worden onderbroken (bijv. door medicatie) Kan op tijd afleidende activiteiten opzoeken Is in staat nieuwe positieve ervaringen met anderen op te doen Leven in het hier en nu is leidend: Gods genade is genoeg Kan reële gedachten verstevigen op een rustige manier